
De kleuterontwikkeling
​
Naar de kleuterontwikkeling kunnen we vanuit diverse perspectieven kijken.
-
Er is de psychologische ontwikkeling, zoals het zichtbaar worden van de persoonlijkheid en de karaktereigenschappen en de ontwikkeling van sociale en emotionele vaardigheden.
-
Er is de motorische ontwikkeling en de integratie van reflexen.
-
En er is de ontwikkeling van de vaardigheden om schools te leren.
​
Tot een jaar of vier ontwikkelt het jonge kind zich van een van uit reflexen reagerend kind tot een kleuter voor wie de wereld nog om hem draait, een wereld waarin alles nog mogelijk is (het magische kind) een wereld waarin hij centraal staat. Het jonge kind leerde reflexen af te remmen, het lichaamssysteem werd steeds gebalanceerder, en de kleuter ging steeds beter begrijpen wat de omgeving van hem verwacht. Alles wat het kind leert gaat onbewust, dus latent. Vanaf vijf jaar komt er een soort ommekeer, het kind gaat steeds meer beseffen dat er ook anderen zijn met eigen belangen, het begint samen te spelen met anderen -niet naast de ander- maar het neemt alles nog wel heel letterlijk. Wat we meegeven aan een kleuter, gaat vaak lang mee, het raakt -zeker bij herhaling- ingebed in het bewustzijn en het is daarom goed om zeer bewust en positief met deze groep kinderen om te gaan en vooral onze communicatie op de kleuter af te stemmen. Als we begrijpen welke valkuilen daar zijn, kunnen we voor het kind meer betekenen.
Voor ouders is het belangrijk om adviezen te krijgen op het gebied van communicatie.
​
Communicatie tips en tools
1. Gebruik je eigen naam en die van de kleuter bij instructies.
​
De jonge kleuter is bezig met de ontwikkeling van het 'Ik". In de wereld draait alles om hem, dus het woordje 'Ik' hoort bij hem, niet bij een ander.
Zeg daarom niet: 'Ik wil dat je komt' maar: 'Mama wil dat Yoeri nu komt'.
Zeg niet: " Stop daar mee!' maar: 'Mama wil dat Yoeri stopt met schreeuwen.'
Vooral bij de strong willed kleuter kan deze tip goed helpen. Maar gebruik het ook weer niet overmatig, ook kleuters hebben snel dingen door.
​
Om deze reden is het heel belangrijk dat je kleuters niet aanspreekt op het 'Ik' als je wilt dat ze gebeurtenissen in het dagelijkse leven leren herkennen. Ze betrekken wat je vertelt nog onvoldoende op zichzelf. Gebruik om deze reden voortdurend handpoppen als je samenwerkt. Via de handpop kun je een kleuter heel veel informatie aanbieden, en die komt er later vast wel uit. verwacht dus ook niet dat de kleuter na een bijeenkomst direct kan laten zien of vertellen wat hij heeft geleerd of gedaan.
​
​
2. Gebruik het woordje NIET niet.
​
Ik wil niet dat je dat doet.
Niet met de bal gooien.
Niet schreeuwen, niet stompen.
​
In onze taal zitten veel lege begrippen. Tineke Verdoes beschrijft dit in haar boek 'De jonge beelddenker'.
Kleuters zijn beelddenker. Kinderen hebben tot het tiende jaar de tijd om beelddenken definitief om te zetten in taaldenken. Niet, iets, geen, omdat, die, dat, het, een: allemaal lege begrippen.
Zeg liever: 'Mama wil dat je stopt met de bal gooien.' 'Mama wil dat je stopt met schreeuwen.'
Bij jonge kleuters: 'Mama wil dat Yoeri nu stopt met schreeuwen.'
Anekdote: Bij het afhalen van Mats is een van zijn vriendjes meegekomen. Mama praat nog even na met de kindercoach. In de tuin van de coach is een vijver en de beide jongens lopen er nieuwsgierig naar toe. De coach roept: 'Mats, niet in de vijver stappen hoor!' Mats kijkt heel verbaasd om. En hij stapt in de vijver.)
​
3. Vermijd vage tijdsbegrippen.
​
Ook de tijd bestaat voor een kleuter nog niet. Ze zijn aan het leren hoe lang een kwartiertje is, of dat het nog een uurtje duurt voordat oma er zal zijn.
Je mag straks iets lekkers.
Na school gaan we iets leuks doen.
Is het als straks? zal je kleuter steeds vragen!
Zeg liever:
'Als mama klaar is met de boodschappen uitpakken kunnen we samen spelen.'
'Als je je warme eten op hebt gegeten kun je met mama een koekje uitzoeken.'
​
Straks, na, voordat, over een tijdje, eventjes: dit zijn lege begrippen voor de kleuter.
​
4. Besef dat oorzaak en gevolg nog niet goed worden gekoppeld.
​
Als je dat goed hebt gedaan, mag je straks iets lekkers.
Wat moet de kleuter goed hebben gedaan? Wanneer is het goed gedaan? Is het al straks? Welk lekkers mag hij uitzoeken?
Omdat je Sanne sloeg toen je thuiskwam uit school, moet je vanmiddag binnenblijven.
Toen hij thuis kwam? Is dat lang geleden? De kleuter is zich waarschijnlijk al niet meer bewust van de gebeurtenis.
​
Ga maar een poosje op de nadenk plek staan.
Een poosje? hoe lang duurt dat? Waarom moet hij op de nadenkplek staan?
(Een anekdote: Bij binnenkomst pakt Milan me bij de hand en troont me mee, terug naar de deurmat. Bij navraag blijkt dit de nadenkplek te zijn. Het gebeuren is voor hem een heel gewoon iets geworden. Het gebeurt best vaak dat hij op de mat moet staan. Het effect is echter niet dat hij de oorzaak koppelt aan nadenken over iets dat hij niet mocht of niet goed deed, maar aan dat je kennelijk regelmatig op de mat moet staan overdag.)
​
Om deze reden zal straffen en belonen geen of heel weinig effect hebben. Zeker op hoogsensitieve kinderen heeft straffen een averechts effect, ze zullen zich zelfs erg afgewezen voelen. Straf geeft een onveilig gevoel, en dee groep kinderen is extra gevoelig.
Beter is het om kleuter af te leiden als ze emotioneel intens reageren.
​
5. Wees zo specifiek mogelijk en hou je zinnen kort en bondig.
​
Ook hoogsensitieve kleuters verwerken informatie diepgaand. Ze hebben meer nadenktijd nodig. Ga eens na tijdens deze studiedag hoeveel lege begrippen men gebruikt. We gebruiken vaak sensitieve taal als coach. We zijn zelf associatief. Als we kleuters begeleiden moeten we echter proberen om zo concreet mogelijk instructies te geven.
Vorige week heb ik iets verteld over blij zijn. We waren allebei blij weet je nog? Vandaag gaan we lezen over Bam die bang is dat papa boos op hem is. Ze zitten in de auto op weg naar school en papa moet stoppen omdat Bim en Bam allebei heel hard huilen en snottebellen hebben.
Dit is veel informatie tegelijk.
De hoogsensitieve kleuter gaat diepgaand verwerken: Weet ik dat nog? Wat bedoelt ze nou? Wanneer was ik dan blij? Waarom? Ik was ook bang, in bed. Mijn papa is soms ook boos. Wanneer had ik snottebellen? Dani in de groep had snottebellen. Ze moest huilen omdat Juf boos werd. En Teun huilde ook. Nu voel ik me weer verdrietig.
​
Vandaag gaan we een verhaal lezen over bang zijn.
Door het luisteren naar een verhaal over een ander kind gaat de kleuter minder associeren, het luistert gewoon en beleeft wat het hoort. Door het stellen van de filosofische vragen (die over een andere kleuter gaan) lukt het waarschijnlijk steeds beter om samen antwoorden te vinden en de emoties in het dagelijkse leven te herkennen als O jee of Oke!
​
Soms zul je merken dat de kleuter alleen de laatste zinnen kan reproduceren. Of in het midden van het verhaal begint. Meestal kunnen ze niet het hele verhaal reproduceren en dat hoeft ook niet. Bovendien, wanneer de ouders het verhaal nog eens voorlezen en de kaartspelletjes en het kikker in de vijverspel met de kleuter doen krijgt het kind steeds opnieuw aangereikt waar het over ging.
Herhaling is erg belangrijk op deze leeftijd. Wat is aangereikt wordt steeds beter ingebed in het bewustzijn.
Herhaal om deze reden ook je instructies. De eerste keer heeft het kind het misschien niet opgevat als opdracht.
​
6. Verwacht niet dat de kleuter uit zichzelf oefent of nieuw geleerde dingen reproduceert.
​
Ouders stellen soms al hoge eisen aan jonge kinderen.
'Maar dat heb je toch geleerd toen je de cursus deed?'
Beter is het als ouders zeggen: zullen we samen oefenen wat je hebt geleerd?
Mama ziet dat je je O jee voelt. Je leerde van Sylvia te sissen als een slang om de schrik uit je lichaam weg te laten gaan. We gaan sissen als een slang zodat je je weer oké! gaat voelen.
​
Soms verwachten ouders dat de kleuter al uit zichzelf allerlei dingen kan.
"Als ik aan Gijs vraag naar boven te gaan om zich aan te kleden, gaat hij wel naar boven, maar aankleden doet hij niet."
Gijs hoort waarschijnlijk het eerste deel van de instructie van mama, en vergeet de laatste. Ze geeft een samengestelde opdracht. Maar het is ook mogelijk dat Gijs zichzelf nog niet volgordelijk kan aankleden.
Het is mooi als mam de kleren al heeft klaargelegd voor Gijs, op volgorde. Eerst de onderbroek, dan de lange broek, eerst een hemd, dan het T shirt.
​
Zelf emoties reguleren lukt kleuters niet. Maak dit ouders goed duidelijk. Leg iets uit ober het driedelig brein en vertel dat de kleuter vanuit het reflexbrein (reptielenbrein) en primaire brein (dierlijk brein) reageert. Primaire emoties zijn: angst, woede, verdriet, walging en vreugde. Deze emoties komen heel makkelijk op en de kleuter kan ze heel intens ervaren en zich naderhand heel naar voelen als er te veel nadruk op wordt gelegd.
​
7. Vraag aan de ouders om de begrippen uit de cursus te gebruiken.
​
Ik denk dat je je O jee voelt. Wat zullen we doen om je weer oké! te voelen?
​
We verzinnen samen een oké! gedachte.
We ademen goed in en uit.
​
Als het lukt is het mooi! En we geven elkaar een welgemeend compliment natuurlijk!
Maar afleiden werkt ook, en soms zelfs beter. Juist bij kleuters mag je dat doen. Een kleuter leeft immers nog in het NU. Oorzaak en gevolg raken steeds beter aan elkaar gekoppeld maar dit neemt tijd! Op een later tijdstip een gebeurtenis bespreken heeft om deze reden dan ook weinig zin.
​
We gaan samen spelen.
Mama gaat een leuk verhaal voorlezen.
Je kunt me helpen met koken.
Zullen we samen dansen?
​
8. Negatief gedrag kun je beter negeren.
​
Als kinderen op deze leeftijd vaak een Nee te horen krijgen, en daar tegenover te weinig Ja's, is het mogelijk dat ze zich negatief gaan gedragen om aandacht te krijgen. Dit ontwikkelt zich automatisch.
Zet dus tegenover elke Nee een flink aantal Ja's.
De beste Wijze Ouder tip in dit geval is: Reageer van de vijf keer, drie keer niet op ongewenst gedrag.
Sommige ouders klagen erover dat ze eerder een politieagent zijn dan ouder. Maar kleuters leren nu eenmaal door duizend-en-een ervaringen te hebben. Ze leren door te vallen dat je voortaan beter voorzichtig kunt zijn. Ze leerden lopen zonder te weten dat ze dat leerden. Maar als ze vielen, stonden ze weer op om stug door te gaan.
​
Tot slot: geef complimenten, maar doe dit heel gericht.
Zeg niet: Wat een mooie tekening. Maar: dat koste vast veel tijd, want die auto is goed gelukt!
Zeg niet: Wat ben je braaf.
Maar: Wat hebben we fijn samengewerkt vanmiddag!
Of: Wat zit je lekker te spelen. Ik zie dat je het fijn vindt. En ik kan nu rustig lezen.
Of: Ik vind dat je heel gezellig mee doet. Dat vind ik fijn!
Of: Wat fijn dat je zo rustig aan tafel zit, het is heel gezellig zo tijdens het eten.
​
Verder lezen:
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​